Geïmplanteerde medische
apparatuur
Om mogelijke storing van geïmplanteerde medisch
apparatuur zoals een pacemaker of een
geïmplanteerde defibrillator te voorkomen, raden
fabrikanten van medische apparatuur aan om
draadloze apparaten altijd op minimaal 15,3
centimeter afstand te houden. Personen met
dergelijke apparaten moeten met het volgende
rekening houden:
194
Aa
nvullende ve
iligheidsinforma
tie
• Houd het draadloze apparaat altijd op meer dan
15,3 centimeter afstand van het medische apparaat.
• Het draadloze apparaat niet in een borstzak dragen.
• Houd het draadloze apparaat tegen het oor aan de
andere kant van het lichaam dan de kant waar het
medische apparaat zit.
• Schakel het draadloze apparaat uit als er enige
reden is om te vermoeden dat er een storing
plaatsvindt.
• Volg de instructies van de fabrikant van het
geïmplanteerde medische apparaat.
Als u vragen hebt over het gebruik van het draadloze
apparaat wanneer u een geïmplanteerd medisch
apparaat hebt, neemt u contact op met uw
zorginstelling.